Levantijn
[Fr. levantin] bewoner van de Levant; schip varende op de Levant.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-en), 1. (zeew.) levant (2.); 2. Oosterling; — bewoner van de kust van Klein-Azië; afstammeling van Europese immigranten in de Levant en van inheemse vrouwen; 3. schip dat op de Levant vaart.
Jacon Kramers Jz (1948)
m. 1 bewoner v. d. Levant, Oosterling; 2 Smyrnavaarder. levantijns. levants, Oosters.
M. J. Koenen's (1937)
m. Levantijns, Levantijnen (stormwind op de kust van Klein-Azië; bewoner van de Levant; schip, dat op de Levant vaart).
Jozef Verschueren (1930)
(ləvan'tijn) m. (-en) persoon of zaak in, uit de Levant of er heen gaand nl. 1. bewoner, man afkomstig van de → Levant. Syn. Oosterling. 2. levantijn, a. schip dat op de Levant vaart. b. levanter.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-en), bewoner van de Levant, oosterling; afstammeling van Europese immigranten in de Levant en van inheemse vrouwen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: