Wat is de betekenis van Levantijn?

2024-04-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Levantijn

[Fr. levantin] bewoner van de Levant; schip varende op de Levant.

2024-04-27
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Levantijn

oosterling

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Levantijn

m. (-en), 1. (zeew.) levant (2.); 2. Oosterling; — bewoner van de kust van Klein-Azië; afstammeling van Europese immigranten in de Levant en van inheemse vrouwen; 3. schip dat op de Levant vaart.

2024-04-27
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

Levantijn

m. 1 bewoner v. d. Levant, Oosterling; 2 Smyrnavaarder. levantijns. levants, Oosters.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Levantijn

m. Levantijns, Levantijnen (stormwind op de kust van Klein-Azië; bewoner van de Levant; schip, dat op de Levant vaart).

2024-04-27
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Levantijn

bewoners v/d → Levant; ook: storm o/d kust v. Kl.Azië.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Levantijn

(ləvan'tijn) m. (-en) persoon of zaak in, uit de Levant of er heen gaand nl. 1. bewoner, man afkomstig van de → Levant. Syn. Oosterling. 2. levantijn, a. schip dat op de Levant vaart. b. levanter.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Levantijn

m. (-en), bewoner van de Levant, oosterling; afstammeling van Europese immigranten in de Levant en van inheemse vrouwen.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)