lenige
lenige - Bijvoeglijk naamwoord 1. verbogen vorm van de stellende trap van lenig lenige - Werkwoord 1. aanvoegende wijs van lenigen
Wiktionary (2019)
lenige - Bijvoeglijk naamwoord 1. verbogen vorm van de stellende trap van lenig lenige - Werkwoord 1. aanvoegende wijs van lenigen
Pieter Scheen (1980)
Nijnke Cynthia; geb. Makkum 6 november 1755, overl. Makkum 3 oktober 1780. Dichteres, tevens tekende zij uit liefhebberij.Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek IV; Scheen 1946 en 1969.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Dirk, Fries en Ned. dichter, *20.8.1722 Makkum, ♱1798 Makkum. Lenige was koopman en zeilmaker. Hij schreef m.n. gelegenheidsverzen. Lenige is bekend gebleven als auteur van het eerste Friese sonnet.LITT. J.H.Brouwer, De Fryske fersen fan Durk Lenige en oare Makkumers (1959).
Anthony Winkler Prins (1870)
Lenige (Cynthia), eene Friesche dichteres, geboren te Makkum den 6den November 1755, overleed aldaar den 3den October 1780. Hare „Mengeldichten” zijn in 1782 door J. de Jongh, J. Jordens en J. A. Boeker in het licht gegeven.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: