lekkertjes
lekkertjes - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lekkertje
Wiktionary (2019)
lekkertjes - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lekkertje
M. J. Koenen's (1937)
bw. (aardig; fijntjes; prettig; smakelijk): wij hebben hem lekkertjes gefopt; ze aten alles op, smakelijk; dat zou je lekkertjes willen.
Jozef Verschueren (1930)
bw. aardig, fijntjes, prettig : liggen dromen; dat zou ze maar zelf doen; lui; iemand foppen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bw., op zodanige wijze dat het lekker is, eig. of fig.: met smaak: ze aten alles op; prettig: uitgaan.
J.H. van Dale (1898)
LEKKERTJES, bw. lekker ze aten alles lekkertjes op; lekkertjes uitgaan, prettig; dat werk is lekkertjes af, prettig dat het klaar is.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: