Wat is de betekenis van Leenbank?

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Leenbank

v. (-en), 1. lommerd, instelling waar men geld in leen kan ontvangen tegen onderpand van roerende goederen; 2. boerenleenbank (zie ald.).

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

leenbank

v. leenbanken ([stedelijke] instelling, die kleine voorschotten geeft tegen onderpand van huishoudelijke en andere zaken).

2024-04-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Leenbank

→Boer (sub I en sub II E).

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

leenbank

v. (-en) bank die geld te leen geeft.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

leenbank

v./m. (-en), 1. lommerd, instelling waar men geld in leen kan ontvangen tegen onderpand van roerende goederen; 2. boerenleenbank.

2024-04-29
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Leenbank

Leenbank - zie bank van leening.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Leenbank

LEENBANK, v. (-en), credietinstelling waar men geld in leen kan ontvangen.