Lebbig
bn. bw. (-er, -st), 1. naar de leb smakende: lebbige kaas; 2. zeer onaangenaam, zuur, bits: een lebbig gezicht zetten; — een lebbig antwoord.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. naar de leb smakende: lebbige kaas; 2. zeer onaangenaam, zuur, bits: een lebbig gezicht zetten; — een lebbig antwoord.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (1 smakende naar leb; 2 fig. spijtig, boosaardig): 1. lebbige kaas; deze kaas smaakt lebbig; 2. fig. een lebbig wijf; w. i. g.
Jozef Verschueren (1930)
('lebbəch) bn. en bw. 1. onaangenaam naar de leb smakend : -e kaas. 2. zeer onaangenaam, walgelijk, zuur: een gezicht.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), 1. naar de leb smakende: lebbige kaas; 2. (fig.) zeer onaangenaam, zuur: een lebbig antwoord.
J.H. van Dale (1898)
1. Lebbig bn. (-er, -st), naar de leb smakende lebbige kaas. 2. Lebbig bn. bw. zeer onaangenaam, zuur een lebbig gezicht zetten; (fig.) spijtig, smadelijk, beleedigend, overmoedig een lebbig antwoord.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: