Lama
(<Sp.), 1. v. (-’s), schaapkameel, tot de kameelachtigen behorend geslacht (Lama) van evenhoevige zoogdieren met grote oren en zonder vetbult; inz. de tamme lama (Lama glarna), huis- en lastdier in Peru en Chili; 2. o. (?) stof van lamawol vervaardigd; glad katoenflanel met velours-haardek.