Wat is de betekenis van lakken?

lakken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lak lakken - Werkwoord 1. (ov) van een laklaag voorzien ♢ Die houten boot van je mag wel eens opnieuw gelakt worden.

Het oppervlak van iets, zoals een meubelstuk of klein voorwerp, bedekken met lak, waarmee vaak dessins of afbeeldingen worden aangebracht.

lakken - regelmatig werkwoord uitspraak: lak-ken 1. met lak bestrijken ♢ we hebben de houten vloer gelakt Regelmatig werkwoord: lak-ken ik lak jij/u lakt hi...

Lakken betekent afwerken met lak, om een product te beschermen tegen bijv. roesten, vocht- of warmte-inwerking en/of om het een fraai uiterlijk te geven.

(lakte, heeft gelakt), (ook:) omgehakte bomen aan stukken kappen die verplaatsbaar zijn. Nadat het hout gevallen is, laat men de boomen lakken, dat is: takken een stammen in stukken kappen, ten einde het uitdragen of op hoopen dragen gemakkelijker te maken ( ) (Teenstra 1835 I: 183). - Etym.: Het kan verband hebben met S lagi = o.m. laag maken; dat...

v., lakke; opnieuw —, opmoffelje.

...

I.(lakte, heeft gelakt), 1. met (zegel)lak sluiten, toe-, dichtlakken: een brief lakken; flessen wijn lakken, een laagje lak over de kurk aanbrengen; 2. met gomlak bedekken, bestrijken: gelakte schoenen ; een kachel lakken. II. gemeenz.) verlakken, bedriegen.

lakte, h. gelakt (1 met lak sluiten; 2 met lak vernissen): 1. een brief, een pakket lakken; 2. een kachel lakken, ijzerwerk lakken, legergoed lakken.