kwijlen
(18e eeuw) (inf.) zeurderig praten. • Jy sout drie maanden aan malkaar knoopen, met kwijlen, en snappen, ... (Hendrik van Halmael: De panlikker. Blyspel. 1704) • Want, wat deze wereld, wat deze maatschappij tot zulken ergerlijken chaos maakt, zijn schuld is het: hij laat betijen, hij bekommert zich om niets, hij voelt zich volmaakt tevre...