Wat is de betekenis van Kulkoek?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kulkoek

(1842) (oorspr. stud., thans inf. en vero.) fopperij; onzin, nonsens. Vgl. apenkoek*; kletskoek*; leuterkoek*; lariekoek*; lulkoek*. Zie ook nog: gelul van een dronken aardbei*; appelepap*; blada*; bledder*; broodje* poep; bullshit*; drosjes*; falderie-faldera*; fierlefans*; fleutedreut*; gelul* in de ruimte; gezwam* in de ruimte; kak (5)*; klabbe...

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kulkoek

v., (gemeenz.) fopperij : kulkoek verkopen dwaze praatjes, flauwe aardigheden debiteren.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kulkoek

v.; flauwiteit; fopperij.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kulkoek

('kul) m. Gemz. kul, flauwe aardigheid: verkopen.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kulkoek

KULKOEK, v. grap, fopperij kulkoek verkoopen, nietszeggende praatjes, flauwe aardigheden debiteeren.

Gerelateerde zoekopdrachten