Wat is de betekenis van kuk?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kuk

kuk - Zelfstandignaamwoord 1. kus kuk - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kukken ♢ Ik kuk 2. gebiedende wijs van kukken kuk! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kukken ...

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kuk

m. (-ken), (gew.) kus.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kuk

KUK, m. (-ken), (gew.) kus.