Wat is de betekenis van kuiperij?

v. (-en), 1. het kuipersambacht; 2. kuiperszaak of werkplaats; 3. (fig.) het kuipen in de bet. 3., intrige.

kuiperij - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) (bedrijf) het vervaardigen van vaten, kuipen en tonnen ♢ Vroeger was de kuiperij een eerzaam beroep. 2. onbetrouwbare en corrupte actitiveiten ♢ Zijn kuiperijen zijn berucht. Woordherkomst Naamwoo...

In letterlijke zin het maken van tonnen, in figuurlijke zin het bekonkelen van intriges. Het etymologische verband tussen het een en ander is onduidelijk. ‘Kuipen' was in de 17e en 18e eeuw een gebruikelijke term voor het verwerven van ambten met slinkse en ongeoorloofde middelen. In ruimere zin had het begrip betrekking op het gebruik van listen e...

Dingen naar ambten met behulp van steekpenningen e.d. Was in de 17de en 18de eeuw algemeen bij grietmansverkiezingen en predikantsberoepingen. Er is gedacht, dat het woord van Fr. afkomst was. Bekwaamheid werd niet steeds geteld. ‘Regeeringskunst bestond in ’t Kuypen, Bestond in Vreeten en in Zuypen’ (O.Z. van Haren). Ondanks ver...

s., kûperij.

I. v. -en; het kuipen; werkplaats. II. v. -en; intrige, listig bedrog.

(kuipə'rij) v. (-en) I. [→ kuipen 1] 1. Eig. ambacht van het kuipen. 2. Metn. werkplaats daarvoor. II. [→ kuipen 3] het kuipen, intrige.

v. (-en), 1. het kuipersambacht; 2. kuiperszaak of werkplaats; 3. (fig.) het kuipen in de betekenis van intrige, geknoei.

KUIPERIJ, v. het binden van vaten of tonnen, kuipersambacht; —, (-en), kuiperswinkel; — (fig.) heimelijke samenspanning.