Wat is de betekenis van Kroost, nakomelingen?

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kroost, nakomelingen

o., g. mv., 1. collect. ben. voor kinderen in betrekking tot de (of een der) ouders: met vrouw en kroost; — ook fig.; 2. afstammelingen, nakomelingen : een talrijk kroost; het kroost van Abraham, de Joden.