Wat is de betekenis van Kromhout?

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kromhout

o. (-en), 1. (stofn.) krom gegroeid hout; 2. (voorwerpsn.) stuk kromgegroeid hout, bepaaldelijk gebruikt in de scheepsbouw ter verbinding van dekenboord enz., knie ; 3. (hout van) een soort van den (Pinus mugo) die in de Alpen en Pyreneeën groeit, geschikt voor snijwerk.

2025-07-15
Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Kromhout

Kromhout - ook krommer, in de bocht gegroeid spant voor houten schepen. Een krommer wordt met de dissel op maat gehakt, nadat hij grofweg is uitgezaagd.

2025-07-15
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Kromhout

(1) Krom gegroeid stuk hout. (2) Hout van de bergden, Pinas mugo (Duits Krummholzkiefer). (3) Houtsortiment van zodanige vorm en afmetingen, dat daaruit een krommer kan worden vervaardigd.

2025-07-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kromhout

s.n., kromhout (it); (in schip), wrang(e).

2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kromhout

o. -en; eig. een stuk krom hout; scheepst. en timm. knie.

2025-07-15
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Kromhout

Een soort den (pinus mughus) met eironde kegels, en donkergroene naalden. Deze den wordt 15 meter hoog, groeit in de Pyreneeën en in de Alpen en levert hout, dat voor snijwerk geschikt is. Kromhout is ook een geslachtsnaam.

2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kromhout

o. (-en) krom gebogen houtknie.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Kromhout

kniehout, boomstammen die een hoek maken.