Wat is de betekenis van Krikkemik?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

krikkemik

1) (1924) (zeem.) lastig vaarwater. • Wij meerden aan een oever met veel grint en zochten, over slootjes springende onzen weg in die krikkemik naar een stelletje hooge boomen. (Ons zeewesen. 1924) • Langzaam stoomden wij op, want eene ontmoeting in deze betrekkelijk nauwe vaargeul tusschen Wight en de Engelsche kust, met een tegenligger,...

2024-04-26
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Krikkemik

Krikkemik - lastig vaarwater; doolhof van straatjes en stegen. Misschien een afleiding van kreken en geulen, die ook zon doolhof kunnen vormen.

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Krikkemik

werktuig tot het opvijzelen van zware lasten

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Krikkemik

v. (-ken), 1. driepotige lage bok, werktuig voor het ophijsen van zware balken enz.; 2. (gew.) prul; — (mv.) moeilijkheden; — (zeew.) lastig vaarwater ; — eilandjes en klippen in een vaarwater.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

krikkemik

('krïkkə) (-ken) [krik I] 1. v. Eig. driepotige lage bok als hijswerktuig. 2. Metf. m. en v. Veroud. lichamelijk of geestelijk gebrekkige persoon.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

krikkemik

v./m. (-ken), 1. driepotige lage bok, werktuig voor het ophijsen van zware balken enz.; 2. (mv.) moeilijkheden; (zeevaart) lastig vaarwater.

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

krikkemik

krikkemik - v., werktuig tot het ophalen van zware lasten.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Krikkemik

Krikkemik v. (-ken), driepootige lage bok, werktuig tot het ophijschen van zware balken enz.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Krikkemik

z.n.m. - Werktuig van drie palen, die op den grond gezet worden, onder wijd van elkander doch boven in een punt toeloopende, waar men bloks in hangt om zware balken op te winden en te heffen.