krikkemik
1) (1924) (zeem.) lastig vaarwater. • Wij meerden aan een oever met veel grint en zochten, over slootjes springende onzen weg in die krikkemik naar een stelletje hooge boomen. (Ons zeewesen. 1924) • Langzaam stoomden wij op, want eene ontmoeting in deze betrekkelijk nauwe vaargeul tusschen Wight en de Engelsche kust, met een tegenligger,...