krakken
(1979) (mar. en jeugd) copuleren, neuken. Syn.: krikken*. • Je zult maar kersvers uit Turkije hier aankomen, en iedereen op de tv over krakken en wippen en kittelaars en what have you horen praten dat het een aard heeft. (Algemeen Dagblad, 22/11/1994) • Van 't Hek: 'Als je file niet genoemd wordt op de radio geloven ze je niet. Want dan...