Wat is de betekenis van kousjer?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kousjer

kousjer - Bijvoeglijk naamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) (voeding) ritueel geoorloofd, volgens joodse spijswetten bereid Woordherkomst Herkomst: Jiddisj Verwante begrippen glat koosjer, Hebreeuws: kasjeer

2024-04-27
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Kousjer

ook kouster in de Nederlandse volkstaal opgenomen vorm van koosjer; de Nederlandse volkstaal bewaart hier de oude Jiddische, ou voor o; vergelijk houlen (holen), grouss (gross) enz.; in het Jiddisch is de oude vorm weer verdrongen door koosjer.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kousjer

bn.; koscher; zie ald.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kousjer

= koosjer.

2024-04-27
Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Kousjer

zuiver, in orde; niet — ~ niet pluis, niet zuiver ; van hebr. kosheir = geschikt, voor ’t gebruik geoorloofd, b.v. van vleesch. Vandaar kousensnijder — de man, die bij de Israëlieten het vleesch ritueel keurt.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kousjer

→koosjer.