Wat is de betekenis van Kooksel?

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kooksel

wat op ‘n slag gekook word; brousel; spul.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kooksel

s.n., kôk.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kooksel

o. (-s), 1. het gekookte; 2. hoeveelheid die men in één keer kookt: een kooksel aardappelen, snijbonen.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kooksel

o. -s; min. het gekookte.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kooksel

o. (-s; -tje) 1. Algm. het gekookte. 2. Inz. hoeveelheid ineens gekookt: een aardappelen.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kooksel

KOOKSEL, o. (-s), het gekookte; eene hoeveelheid, waarover men slechts eenmaal behoeft te koken een kooksel aardappelen, snijboonen.

Gerelateerde zoekopdrachten