Wat is de betekenis van koningspaar?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

koningspaar

koningspaar - Zelfstandignaamwoord 1. het echtpaar van de koningin met diens echtgenoot Het koningspaar zetelde in de troonzetels. Woordherkomst samenstelling van koning en paar met het invoegsel -s-

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Koningspaar

o. (...paren), koning met zijn koningin.