kommandeur
bevelhebber.
Jozef Verschueren (1930)
(komman'deur) m. (-en, -s) 1. Eert. lid van een geestelijke ridderorde, die aan het hoofd van een vestiging stond of de inkomsten van zekere landerijen genoot. 2. rang in een ridderorde onder die van grootkruis en boven die van officier : van de Nederlandse Leeuw.
Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)
Zie GOUVERNEURS. Dezen titel droeg eertijds ook de bevelhebber der troepen in Suriname, die tevens als eerste Raad zitting had in het Hof van Politie.
Jacob van Lennep (1865)
z.n.m. - Kapitein van den breeden wimpel, ook Standerkapitein, volgt in rang op den Schout-by-nacht en voert een stander in top.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: