Wat is de betekenis van Koeren, Korren?

2024-04-29
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Koeren, Korren

Koeren, Korren, ow. gel. (ik ko(e)rde, heb geko(e)rd), het geluid maken der duiven; kirren. *...HUIS, o. (...zen), wachttorentje; badhuis (op de badplaatsen). *...TOREN, m. (-s), wachttoren. *...ZAAL, v. (...alen), groote zaal waar de gasten op de badplaatsen zich vereenigen.