Wat is de betekenis van koelkast?

1) (2002) (inf.) grote, ouderwetse mobiele telefoon. Vgl. baksteen*. • Nee, met een 'koelkast' aan je oor hoef je je zelfs bij het Centraal Station van Amsterdam geen zorgen te maken. Straatrovers zullen je korte tijd minachtend aankijken, maar dan hun vizier weer snel op anderen richten. Op mensen met de nieuwste zilverkleurige Ericsson of No...

koelkast - Zelfstandignaamwoord 1. (elektronica) (huishouden) een huishoudelijk apparaat voorzien van een koelinstallatie, waarin men consumptiemiddelen kan plaatsen die koel moeten blijven ♢ De meeste leveranciers kwamen aan huis: groenteman, slager en bakker. Dat was wel nodig, want een koelkast beza...

Koelkast - roadie-slang voor een erg grote luidsprekerkast.

koelkast - zelfstandig naamwoord uitspraak: koel-kast 1. kast om je levensmiddelen fris te bewaren ♢ in elke keuken staat tegenwoordig een koelkast Zelfstandig naamwoord: koel-kast de koelkast ...

ongevoelig, harteloos persoon. Meestal gezegd van een vrouw. Vgl. ijskoningin; ijskonijn.Andere journalisten noemden de 22-jarige zangeres, op dit moment de meest gefotografeerde vrouw in Groot-Brittannië, een ‘kwelende koelkast’, of ze hanteerden kille benamingen die passen bij het imago van afstandelijke ‘femme fatale&rsquo...

koelkast - Kasten of ruimten die op een lage temperatuur worden gehouden door middel van ijs of mechanisch apparatuur om de inhoud, voornamelijk voedsel en dranken, goed te houden.

In een koelkast wordt gasvormige zwaveloxide of ammoniak of kooldioxide eerst door druk vloeibaar gemaakt (de daarbij ontstane warmte wordt afgevoerd). Daarna laat men de vloeistof in de buizen weer verdampen; ze onttrekt hierbij warmte aan de omgeving en brengt b.v. water, dat de buizen omspoelt, tot bevriezen,

s., kuolkas(t).

...