Wat is de betekenis van knudde?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

knudde

waardeloos. buitengewoon slecht; waardeloos. Voorbeelden: Alleen één keer was er een psycholoog, die had me door en dat zei hij ook: 'Jij neemt me in de maling, dame.' Nou, dat was dus de goeie psycholoog. Maar de rest was knudde. Yvonne Keuls, Het verrotte leven van Floortje Bloem, 1982 Hansi deed het...

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

knudde

(1922) (inf.) waardeloos; slecht; beroerd; treurig. De toevoegingen (met een rietje; met de bijl; met de pet op) zijn er ter intensivering. Vgl. ook: kut* met peren (met een rietje). Dateert van het begin van de twintigste eeuw. Mogelijk ontstaan in studentenkringen. Omdat het woord 'knuddig' ook werd opgetekend (in 1926) zou het misschien om een v...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

knudde

knudde - Bijvoeglijk naamwoord 1. heel slecht Dat proefwerk was knudde gemaakt. Synoniemen snert, pet, ondeugdelijk

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Knudde

praedicaatsw., (volkst., gemeenz.) ’t is knudde, het lijkt naar niets, ’t is droevig, narigheid ; versterkt tot knudde met ’n rietje, niet de pet op.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

knudde

predikaatswoord, (gemeenz.) het is —, het lijkt naar niets, het is droevig, narigheid; versterkt tot met een rietje, met de bijl, met de pet op, met de lamp aan.

2024-04-26
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)