Kloosterlijk
bn. bw. (-er, -st), tot een klooster behorende, van, eigen aan een klooster; (fig.) stil, eenzaam, afgezonderd, kloosterachtig.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), tot een klooster behorende, van, eigen aan een klooster; (fig.) stil, eenzaam, afgezonderd, kloosterachtig.
Jozef Verschueren (1930)
bn. en bw. (-er, -st) 1. (als) van, in, betreffende een klooster. 2. afgezonderd, stil, eenzaam.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (er, st), tot een klooster behorend; van, eigen aan een klooster; (fig.) stil, eenzaam, afgezonderd, kloosterachtig.
J.H. van Dale (1898)
KLOOSTERLIJK, bn. bw. (-er, -st), tot een klooster behoorende, van een klooster; (fig.) stil, eenzaam, afgezonderd, kloosterachtig.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: