Wat is de betekenis van kleurloosheid?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kleurloosheid

kleurloosheid - Zelfstandignaamwoord 1. het kleurloos zijn De kleurloosheid van de bescheiden pubers zorgde ervoor dat ze niet opvielen in de klas. Woordherkomst afgeleid van kleurloos met het achtervoegsel -heid

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

2024-04-29
Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Kleurloosheid

Adjectief: kleurloos, ongekleurd, ongeschilderd, ongeverfd, verveloos, ontkleurd, verschoten, vaal, tanig, getaand, wankleurig, mat, mattig, bleek, bleekachtig, doof, flets, achromatisch. Werkwoord: kleur verliezen, ontkleuren, verkleuren, verschieten, oplichten, uitbijten, bleken, verbleken, verfletsen, afgeven, afschieten (Zn.),...

Gerelateerde zoekopdrachten