kleurloosheid
kleurloosheid - Zelfstandignaamwoord 1. het kleurloos zijn ♢ De kleurloosheid van de bescheiden pubers zorgde ervoor dat ze niet opvielen in de klas. Woordherkomst afgeleid van kleurloos met het achtervoegsel -heid
Wiktionary (2019)
kleurloosheid - Zelfstandignaamwoord 1. het kleurloos zijn ♢ De kleurloosheid van de bescheiden pubers zorgde ervoor dat ze niet opvielen in de klas. Woordherkomst afgeleid van kleurloos met het achtervoegsel -heid
Dr. L. Brouwers (1928)
Adjectief: kleurloos, ongekleurd, ongeschilderd, ongeverfd, verveloos, ontkleurd, verschoten, vaal, tanig, getaand, wankleurig, mat, mattig, bleek, bleekachtig, doof, flets, achromatisch. Werkwoord: kleur verliezen, ontkleuren, verkleuren, verschieten, oplichten, uitbijten, bleken, verbleken, verfletsen, afgeven, afschieten (Zn.),...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: