Wat is de betekenis van Kleinheid?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kleinheid

kleinheid - Zelfstandignaamwoord 1. het klein zijn Woordherkomst afgeleid van klein met het achtervoegsel -heid Synoniemen minheid Verwante begrippen benepenheid

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kleinheid

s., lytsens.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kleinheid

v., het klein zijn in de versch. bet., a. geringheid, nietigheid: grootheid van lichaam gaat soms wel gepaard met kleinheid, van verstand.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kleinheid

v. (het klein-zijn; meestal fig. onbeduidendheid): de kleinheid van zijn plannen.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kleinheid

('klein) v. het → klein zijn inz. 1. (I 1 a): devan zijn gestalte. 2. (I 2 e): grootheid van lichaam gepaard met van verstand.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kleinheid

v., het klein-zijn, geringheid, nietigheid: grootheid van lichaam gaat soms wel gepaard met — van verstand.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kleinheid

KLEINHEID, v. het klein zijn, geringheid, nietigheid grootheid van lichaam gaat soms wel gepaard met kleinheid van verstand.