Kleingeld
o., pasmunt: een gulden aan kleingeld.
Wiktionary (2019)
kleingeld - Zelfstandignaamwoord 1. geld in kleine coupures, vooral in munten ♢ Hij heeft altijd wel kleingeld in zijn zakken zitten. Woordherkomst samenstelling van klein en geld
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Getty Research Institute (1990)
kleingeld - Munten of papiergeld van verschillende denominaties en coupures lager dan de basismunteenheid.
J. van Donselaar (1936)
(het), wisselgeld (ev. ook bankbiljetten van een gulden of meer). Heb je nog ecoline voor me gekocht? Het ligt in die tas. Ik heb ook nog kleingeld van je (Vianen 1972:116). - Etym.: AN k. = pasmunt.
Jozef Verschueren (1930)
('klein) o. klein geld, kleine munt voor kleine betalingen : een frank aan -. Syn. pasmunt.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: