Wat is de betekenis van kleingeestigheid?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kleingeestigheid

kleingeestigheid - Zelfstandignaamwoord 1. het alleen maar kunnen denken in heel nauwe en beperkte kaders zonder enig voorstellingsvermogen of fantasie Het is een parodie op de „verongelijkte types” in Nederland. „In het eerste deel hekel ik de kleingeestigheid in Nederland, maar daarna loopt het ver...

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kleingeestigheid

s., lytsens, klien-, neargeastigens.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kleingeestigheid

v., abstr. en concr.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

kleingeestigheid

v. -heden.

2024-04-27
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Kleingeestigheid

is een ondeugd, welke den mensch zeer lastig en onaangenaam maakt in den omgang. De kleingeestige mensch ziet alles, wat waarlijk of schijnbaar nadeelig of onrechtvaardig jegens hemzelf of wat in anderen verkeerd is, al is het nog zoo klein en onbeteekenend, voor groot en erg aan. Vandaar over alles groot misbaar maken, alles erg kwalijk nemen, op...

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

kleingeestigheid

v. (...heden) 1. Eig. het → kleingeestig zijn. 2. Metn. iets kleingeestigs.