Wat is de betekenis van kissebissen?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kissebissen

(18e eeuw) (inf.) twisten; vitten. Een eeuw vroeger betekende het nog: zich druk maken om niets, beuzelen, de tijd zoek maken. Vgl. dimdammen*; hakketeren*; hassebassen*; pikkeneuren*. • Zo dat ik maar zeggen wil, dat ik alle daag aan uw huis kom, om met u eens alleen te spreken: maar ik heb zo veel te horen, te kyken en te gapen, en zo myn sp...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kissebissen

kissebissen - Werkwoord 1. (inerg) langdurig een twistgeprek voeren Zij zaten weer de hele tijd te kissebissen. Synoniemen kibbelen, ruziën

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kissebissen

(kissebiste, heeft gekissebist), kleinigheden beredderen, beuzelen, prutsen.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kissebissen

(kissebiste, heeft gekissebist), kleinigheden beredderen, prutsen.

2024-04-26
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)