Wat is de betekenis van Kippetjespraat?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kippetjespraat

(18e eeuw) (sch.) eig. het onverstaanbaar gekakel van kippen. Vandaar: vrouwengeleuter; kletspraat; onzin. Het WNT citeert o.a. het blijspel ‘De Gewaande Weuwenaar, met het Bedroge Kermis-Kind’ (1709). • Gesteld nu, het is waar wat vele toongevers beweren, dat nl. het menschdom zich heden ten dage voor het ontzaglijk dilemma bevind...

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kippetjespraat

o., leuterpraat: (zegsw.) dat is kippetjespraat, de haantjes lachen er om.

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kippetjespraat

m., leuterpraat: (zegsw.) dat is —, de haantjes lachen erom.