kippetjespraat
(18e eeuw) (sch.) eig. het onverstaanbaar gekakel van kippen. Vandaar: vrouwengeleuter; kletspraat; onzin. Het WNT citeert o.a. het blijspel ‘De Gewaande Weuwenaar, met het Bedroge Kermis-Kind’ (1709). • Gesteld nu, het is waar wat vele toongevers beweren, dat nl. het menschdom zich heden ten dage voor het ontzaglijk dilemma bevind...