kim (kimme)
v./m. (-men), 1. rand van een vat of kuip aan de buitenkant van de bomen; groef waar de bodem ingelaten wordt; 2. (dicht.) rand van een drinkglas; 3. de ronding van de huid van een schip, die de overgang vormt tussen de horizontale bodem van de romp en de verticale zijde ervan; 4. de zware eiken gang die in het ruim van een schip op de kromming van...