Wat is de betekenis van Keuvel?

2024-04-28
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Keuvel

wijde koormantel met mouwen, gedragen door de monniken (Benedictijnen, Cisterciënsers), in tegenstelling met den koormantel, zonder mouwen, die gedragen wordt door de bedelorden (Minderbroeders, Dominicanen enz.). De Augustijnen, ofschoon leden eener bedelorde, dragen een gewaad, dat meer op den keuvel dan op den koormantel gelijkt. Voor de ov...

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Keuvel

v. (-s), 1. (veroud., Zuidn.) kap of kleed met kap van kloosterlingen; 2. (gew.) vrouwenmuts met afhangende strook.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

keuvel

v. -s (kraagkap, kaproen, het puntige deel; inz. kap, of kleed met kap van kloosterlingen; in het Overmase: muts of kap met ver over de schouders afhangende strook der vrouwen); zie kap.

2024-04-28
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Keuvel

Kovel. Vroeger het hoofddeksel van vrouwelijke kloosterlingen, zooals de monnikskap voor de mannelijke. Thans de naam van de kapvormige muts in Brabant en in Oud-Beierland.

2024-04-28
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Keuvel

→ Kovel.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

keuvel

('keuvəl) v. (-s; -tje) [msch. ~ kuif] Veroud. kap inz. van kloosterlingen. → kap.

2024-04-28
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

keuvel

keuvel - v., hoofddeksel van kloosterlingen, vrouwenkapje.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Keuvel

KEUVEL, v. (-s), (veroud.) hoofddeksel van kloosterlingen; (gew.) vrouwenkap.