kerkgeit, kerkrat, kerkuil
(18e eeuw) (scheldw.) overdreven vroom iemand; ijverig kerkganger; schijnheilige. Fransen gebruiken o.a. de scheldwoorden 'grenouille de bénitier' en 'grippe-saints'. • Dat 's heusch, en komplezant, de rechte zwier van 't hof. Een steiloor, een pedant of kerkuil mag haar lof Betwisten, en haar doen, als ongerymt verwyzen, De gr...