Wat is de betekenis van katsen?

2024-04-30
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

katsen

(1906) (Barg.) advocaatachtig spreken; praten. Zie ook: aankatsen* en katser*. • (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • (Fokko Bos: De vreemde woorden. 1914) • (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) • Toen mos Toon zo lachen, dat-e bienoa zien mooie glaasies liet vallen, “Heij oe weer wat an löaten katsen?" z...

2024-04-30
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

katsen

praten In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke geeft als voorbeeldzin: ‘Een advocaat die goed katsen kan.’ • Maar laat je nie door me kapsones overweldige, al binne me bussies nóg zoo mooi, en al kats ik goed en krijge de winkeliers d’r schele ooge van. ¶ Is. Querido, H...

2024-04-30
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Katsen

(Barg.) kijken; ook: praten; katser: veelprater

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Katsen

(katste, heeft gekatst), (Barg.) 1. kijken; 2. praten.

2024-04-30
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

katsen

kijken. Kats de grandige rojemen naar de seferaars, zie de agent eens kijken naar de dieven.

2024-04-30
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

katsen

katsen - (argot) kijken; ook: praten ; „katser”: veelprater.

Gerelateerde zoekopdrachten