kasgeld
kasgeld - zelfstandig naamwoord uitspraak: kas-geld 1. geld dat je contant in kas hebt ♢ we moeten voldoende kasgeld hebben om te kunnen wisselen Zelfstandig naamwoord: kas-geld het kasgeld Tegenstellingen...
Muiswerk Educatief (2017)
kasgeld - zelfstandig naamwoord uitspraak: kas-geld 1. geld dat je contant in kas hebt ♢ we moeten voldoende kasgeld hebben om te kunnen wisselen Zelfstandig naamwoord: kas-geld het kasgeld Tegenstellingen...
J. van Donselaar (1936)
(de), 1. onderlinge spaarkas waaruit alle deelnemers een uitkering krijgen volgens een volgorde die door loting is vastgesteld. Ze hoopte later ook naar Holland te gaan en nu was ze in een kasgeld waarmee ze oud en nieuw op Curagao ging vieren (Ferrier 1968: 137). 2. uitkering uit zo’n spaarkas. - Etym.: Kasmoni (S), dat lett. hetzelfde bet...
Veerman (1954)
is de hoeveelheid geldmiddelen, die in een bedrijf beschikbaar is om de bedrijfsuitgaven te verrichten.
Jozef Verschueren (1930)
o. (-en) geld in kas, in voorraad, gereed, kontant geld. Tgst. bankgeld, kashouder m. (-s) 1. beheerder van de geldkas, die ontvangt en uitbetaalt. 2. (zilveren) winkel houdende goud- en zilversmid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: