Wat is de betekenis van kankerpit?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

kankerpit

kankeraar. iemand die altijd ontevreden is en dat voortdurend uit door te mopperen; kankeraar; mopperkont. Oorspronkelijk afkomstig uit de soldatentaal. Ook als scheldwoord gebruikt. Voorbeelden: In 1999 deed koningin Beatrix een uitspraak over de Nederlandse journalistiek: "De kankerpit regeert". http://tpo.nl/20...

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kankerpit

(1906) (inf.) iemand die voortdurend kankert; mopperaar. Oorspronkelijk soldatentaal. • Kankerpit: kwaad wijf. Ook: iemand, die 't niet naar de zin is te maken, maar op alles wat te zeggen heeft. (Köster Henke: De boeventaal. 1906) • Eerst en vooral, op de „eereplaats" in deze rubriek, de tooverformule „kankeren", die id...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kankerpit

kankerpit - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die altijd ontevreden is Ferron is geen schrijver met een breed register. Steeds wordt uit hetzelfde tragikomische vaatje getapt, nu eens tegen een Duits of Oostenrijks decor, dan weer is de eigen woonplaats Haarlem de plaats van handeling. Onveranderlijk krijgt de...

2024-04-26
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

kankerpit

iemand die voortdurend kankert; mopperaar. Bij Henke betekent het ‘kwaad wijf’ en ook ‘iemand, die het niet naar de zin is te maken, maar op alles wat te zeggen heeft’. Volgens het WNT oorspronkelijk soldatentaal.‘Kom, kankerpit!’ onderbrak Balletje. (Willem van Iependaal, Polletje Piekhaar, 1935) Wees blij dat...

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kankerpit

m. (-ten), iem. die altijd kankert.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

kankerpit

m. (-ten), iemand die altijd kankert.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)