Wat is de betekenis van kanenbraden?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kanenbraden

(1887) (vnl. Groningen) (inf.) zeuren, zaniken: 'Lig toch niet te kanenbraden'. • koanebroaden: keeskouen: koale, of: kolle gezichten: sjantêrn: zuren, zooveel als: door onnutte zorg gaan zeuren, knorren, zich ontevreden toonen; lig doch nijt te koanebroaden!: wat wij te koale gezichten!: leg mie nijt te kolle gezichten! schei toch uit m...

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kanenbraden

onbep. w., (volkst.) lig toch niet te kanenbraden, te zeuren, zaniken.

Gerelateerde zoekopdrachten