kakkerij
1) (1588) (plat) buikloop, diarree. 'Aan de kakkerij zijn': veel ontlasting hebben. Zie ook: racekak*; schijterij*; slingerschijt*; vliegende* spetter. • De hier heerschende ziekten bestaan grootendeels in de kakkerij! (Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1830) • (Pieter Weiland: Nederduitsch letterkundig woordenboek. 1845) •...