Wat is de betekenis van Kakkerij?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kakkerij

1) (1588) (plat) buikloop, diarree. 'Aan de kakkerij zijn': veel ontlasting hebben. Zie ook: racekak*; schijterij*; slingerschijt*; vliegende* spetter. • De hier heerschende ziekten bestaan grootendeels in de kakkerij! (Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1830) • (Pieter Weiland: Nederduitsch letterkundig woordenboek. 1845) •...

2024-04-26
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

kakkerij

opgeblazenheid, pedanterie: Open, eerlijk en gewoon doen tegen een ander. Daar blijf je je, bij alle kakkerij tegen jou, toch het beste bij voelen, BOTING2 34.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Kakkerij

v., (plat) 1. buikloop, diarrhee: aan de kakkerij zijn, loslijvig zijn ; 2. drukte, brani.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Kakkerij

KAKKERIJ, Y. (plat) buikloop, diarrhee: aan de kakkerij zijn, loslijvig zijn.