Kakel gy, de hennen leggen de eyeren
Dit zegt men tot ymand, wiens gekakel en preutelen men niet acht. Die van de laatste de eyeren begeert, moet het kakelen lyden. Maar men moet zien, dat het ei niet in de netelen werde gelegt. Doch die geen eyeren heeft, mag het nest broeden. Hy heeft dan geen nood, dat het een stinkey zal zyn. Doch de pleitbezorgers weten door hun kakelen den boer...