kaalaard
(19e eeuw) (spot.) kaalkop; armoedzaaier. • Tot overmaat van ramp gebeurt het dan nog wel dat de gebuurvrouwen dien neusdoek herkend hebben, want de kantoorschrijver heeft dien reeds menigmaal met welgevallen, bij het uitstappen zijner woning, uit den zak getrokken. En dan, lieve lezer, dan worden de namen van: kaalaard, penlikker, windmaker e...