Wat is de betekenis van jukken?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jukken

jukken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord juk

2024-04-26
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Jukken

Houten staanders op het rechter voeghout of rechter daklijst waartussen de vangtrommel is bevestigd.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jukken

(jukte, heeft gejukt), 1. onder een of het juk brengen; — (Zuidn.) verbinden, koppelen; 2. (Zuidn.) in ’t juk gaan; oneig. goed samengaan, „boteren” ; 3. (Zuidn.) van paarden: de wagen met hals en schrap gezette poten tegenhouden op een helling, remmen.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

jukken

(Z.-N. van paarden: koppelen; in ’t span gaan; remmen [bij het afgaan]).

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

jukken

('jukkən) (jukte, heeft gejukt) 1. onder het juk brengen : de wereld lag gejukt onder Napoleons dwang. 2. jeuken.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Jukken

JUKKEN, (jukte, heeft gejukt), jeuken: mijn rug jukt; zich jukken, zich wrijven, krabben om juk te verdrijven.