Wat is de betekenis van Juilen?

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Juilen

(juilde, heeft gejuild), (w. g.) 1. joelen, luid schreeuwen en tieren van vreugde, opgewondenheid, woede enz.; 2. gieren, huilen, tekeergaan (van de storm e.d.).

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Juilen

JUILEN, (juilde, heeft gejuild), (w. g.) huilen, luid schreeuwen en tieren van vreugde, opgewondenheid. woede enz. JUILING, v. het juilen.

2024-04-27
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Juilen

Juilen, ow. gel. (ik juilde, heb gejuild), huilen; rommelen (van den donder). *...ING, v. het juilen.

Gerelateerde zoekopdrachten