Wat is de betekenis van Jovialiteit?

2024-04-30
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Jovialiteit

[Fr. jovialité] het joviaal zijn.

2024-04-30
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Jovialiteit

gulhartigheid

2024-04-30
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Jovialiteit

blijmoedigheid; opgewektheid.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jovialiteit

v., blijgeestigheid; gulhartigheid.

2024-04-30
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

jovialiteit

v. blijgeestigheid; gulheid.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

jovialiteit

v. (Fr. gulheid, vrolijkheid, blijgeestigheid, opgeruimdheid). (j = zj).

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

jovialiteit

('teit) v. (-en) 1. Eig. het → joviaal zijn. 2. Metn. blijk van jovialiteit.

2024-04-30
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

jovialiteit

jovialiteit - v., blijmoedigheid; opgewektheid.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
De kleine Zuiveraar - vreemde woorden woordenboek

G.F. Callenbach (1908)

Jovialiteit

blijmoedigheid.