Wat is de betekenis van jolig?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jolig

jolig - Bijvoeglijk naamwoord 1. vol vrolijkheid, vrolijk, plezierig Woordherkomst afgeleid van jool (stam van het werkwoord jolen) met het achtervoegsel -ig

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

jolig

jolig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: jo-lig 1. vrolijk en opgewonden ♢ we waren in een jolige stemming Bijvoeglijk naamwoord: jo-lig ... is joliger dan ... het joligst ...

2024-04-26
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Jolig

Het bijvoeglijk naamwoord jolig: vol vrolijkheid, dartel, is afgeleid van een zelfstandig naamwoord jool, dat vroeger algemeen gebruikt werd voor: pret, plezier,maar dat men nu nog slechts in de studententaal aantreft in samenstellingen als kroegjool en rijjool. Daar betekent het: feest. Geheel verdwenen is het werkwoord jolen, maar toch kan hierui...

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

jolig

uitgelate, plesierig.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Jolig

adj. & adv., joalich, joelich, fleurich.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jolig

bn. bw. (-er, -st), vol vrolijkheid, van pret houdend, daarvan vervuld of blijk gevend: ’t is een jolig heer’, een jolige stemming', een jolig feest.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

jolig

1 bn. (1 v. personen: vol vrolijkheid en opgewektheid; de pret beminnende; 2 v. zaken: uitgelaten; prettig, pleizierig): 1 het jolige Dikkertje; een jolige broer, een leuke vader; 2 in jolige stemming; een jolig feest; 2 bw. (op jolige wijze); joligheid, v.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

jolig

bn. en bw. (-er, -st) prettig, plezierig : een -e heer; gestemd.