jolig
jolig - Bijvoeglijk naamwoord 1. vol vrolijkheid, vrolijk, plezierig Woordherkomst afgeleid van jool (stam van het werkwoord jolen) met het achtervoegsel -ig
Wiktionary (2019)
jolig - Bijvoeglijk naamwoord 1. vol vrolijkheid, vrolijk, plezierig Woordherkomst afgeleid van jool (stam van het werkwoord jolen) met het achtervoegsel -ig
Muiswerk Educatief (2017)
jolig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: jo-lig 1. vrolijk en opgewonden ♢ we waren in een jolige stemming Bijvoeglijk naamwoord: jo-lig ... is joliger dan ... het joligst ...
Dr. E. Schröder (1980)
Het bijvoeglijk naamwoord jolig: vol vrolijkheid, dartel, is afgeleid van een zelfstandig naamwoord jool, dat vroeger algemeen gebruikt werd voor: pret, plezier,maar dat men nu nog slechts in de studententaal aantreft in samenstellingen als kroegjool en rijjool. Daar betekent het: feest. Geheel verdwenen is het werkwoord jolen, maar toch kan hierui...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), vol vrolijkheid, van pret houdend, daarvan vervuld of blijk gevend: ’t is een jolig heer’, een jolige stemming', een jolig feest.
M. J. Koenen's (1937)
1 bn. (1 v. personen: vol vrolijkheid en opgewektheid; de pret beminnende; 2 v. zaken: uitgelaten; prettig, pleizierig): 1 het jolige Dikkertje; een jolige broer, een leuke vader; 2 in jolige stemming; een jolig feest; 2 bw. (op jolige wijze); joligheid, v.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: