jichtig
...
Ontdek ons tijdschrift
en lees alles over taal uit Nederland en Vlaanderen*Zolang de voorraad strekt
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. (-er, -st), door de jicht aangetast, er aan onderhevig : mijn vader is nu oud en jichtig; jichtige vingers; — (fig.) stram van beweging, stroef (ook van geluiden).
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
aan jicht lijdend. aan jicht lijdend; geteisterd door, onderhevig aan jicht; oneigenlijk ook: alsof men lijdt aan jicht; kreupel; stram; stroef. Het woord, voorheen vooral in de literaire taal heel normaal, is in het hedendaagse Nederlands duidelijk op zijn retour, hoewel het in woordenboeken en woordenlijsten vaak nog opgenomen is....
Marc De Coster (2020-2025)
(1914) (Leiden) prikkelbaar, lastig. • jichtig, korzelig, humeurig, lastig, prikkelbaar. II Wat ben je (weer) jichtig! Hij is jichtig (lastig, ondeugend) (1914). Hierbij jichterig 'opvliegend'. (Dick Wortel: Taal in stad en land. Leids. 2002)
M. J. Koenen's (1937)
bn. (met jicht gekweld): jichtige ooms en tantes; fig. knorren als een jichtige fagot; jichtige vingers; als bw. de ijzeren bouten der vlaggestokken kermden jichtig; jichtigheid, v.
Jozef Verschueren (1930)
('jichtəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. door → jicht aangetast, er aan onderhevig : -e ooms en tantes; erg - en daarom slecht geluimd; -e vingers. 2. kreunend : knorren als een -e fagot; de ijzeren bouten der vlaggestokken kermden -.
J.H. van Dale (1898)
JICHTIG, bn. (-er, -st), door de jicht aangetast, er aan onderhevig : mijn vader is nu oud en jichtig. JICHTIGHEID, v.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: