Wat is de betekenis van Jack, jack?

2024-04-27
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Jack, jack

I. Jan, Jantje (ook: matroos); cheap Jack, goedkope marskramer; Jack and Gill, Jan en Griet; Jack Ketch, de beul; Jack Pudding, Jan Klaassen; before you could say Jack Robinson, in één, twee, drie. II. spitdraaier; schraag, (zaag)bok; dommekracht, vijzel, krik; laarzenknecht; boer; mannetje [van diersoorten]; kerkkraai; kerel, man; be...