Wat is de betekenis van Inzonderheid?

2023-12-12
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Inzonderheid

adv., binammen, foaral.

2023-12-12
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Inzonderheid

bw., voornamelijk, vooral, bepaaldelijk : hij schijnt het inzonderheid op mij gemunt te hebben; inzonderheid in figuurlijke uitdrukkingen.


Direct alle 7 resultaten bekijken?

Start nu je gratis proefperiode!

2023-12-12
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

inzonderheid

bw. (vooral, in ’t bijzonder, voornamelijk): let inzonderheid op uw taal.

2023-12-12
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

inzonderheid

(in'zondərheit) bw. voornamelijk, vooral : de Nederlandse, de Amsterdamse kooplieden.

2023-12-12
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

inzonderheid

bw., vooral, voornamelijk,

2023-12-12
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Inzonderheid

INZONDERHEID, bw. voornamelijk, vooral, in het bijzonder: hij schijnt het inzonderheid op mij gemunt te hebben.

2023-12-12
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Inzonderheid

Inzonderheid, bijw. voornamelijk, vooral, in het bijzonder.

Gerelateerde zoekopdrachten