Wat is de betekenis van Inzeepen?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Inzeepen

INZEEPEN, (zeepte in, heeft ingezeept), met zeep, met zeepschuim insmeren: het waschgoed inzeepen; mijn barbier had mij al ingezeept en zou mij juist gaan scheren; — (fig.) iem. inzeepen, hem foppen; hem bekeven; hem afranselen; hem veel doen verliezen. INZEEPING, v. (-en), het inzeepen.

Gerelateerde zoekopdrachten