inleg
inleg - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inleggen ♢... dat ik inleg
Wiktionary (2019)
inleg - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inleggen ♢... dat ik inleg
Van Dale Uitgevers (1950)
m., 1. het inleggen; — geld dat ingelegd wordt (b.v. in een spaarbank, een loterij, in een gezelschapsspel enz.); 2. binnengoed van een sigaar ; 3. (naaist.) ingeslagen gedeelte, zoom, plooi: de inleg van een japon; 4. (schoenm.) vulsel dat onder de zool gelegd wordt om de randen op te vullen.
M. J. Koenen's (1937)
m. (1 inslag v. e. kledingstuk; 2 binnenste deel v. e. sigaar; 3 bij een spaarbank, spel enz.: geld, dat ingelegd wordt); 1. de inleg uitlaten; 2. de inleg, het binnenblad en het dek; 3. de inleg was 100 gld.; in verbale opvatting: de inleg van gelden in de postspaarbank.
Jozef Verschueren (1930)
('in) m. A. [→ inleggen 1] ingelegd gedeelte, inslag : de van die rok is te smal. B. [→ inleggen 3] I. Eig. het inleggen, inbrengen : de van gelden in een spaarkas. II. Metn. wat ingelegd wordt nl. 1. binnenste gedeelte van een sigaar. 2. wat ingelegd wordt bij het spel, in een spaarbank enz.: de bedraagt f 500.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m., 1. (ook: inlaag, inlage) het inleggen; 2. (ook: inlaag, inlage) geld dat ingelegd wordt (b.v. in een spaarbank, loterij, gezelschapsspel); 3. binnengoed van een sigaar; 4. ingeslagen gedeelte, zoom, plooi: de — van een japon; 5. vulsel dat onder de zool gelegd wordt om de randen op te vullen.
J.H. van Dale (1898)
INLEG, m. geld. dat ingelegd wordt (b. v. in eene spaarbank, eene loterij, in een gezelschapsspel, in den handel enz.); — binnengoed van eene sigaar; (naaist.) ingelegd gedeelte, zoom, plooi: de inleg van eene japon; — (schoenm.) deel van den schoen (vaak van papier in plaats van leer).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: