Wat is de betekenis van Ingeland?

2024-04-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Ingeland

grondbezitter in een bedijkt gebied

2024-04-29
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

INGELAND

Persoon, die in het gebied van een waterschap eigenaar, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker of andere zakelijk genothebbende is van onroerend goed, zoals woningen, landerijen en zakelijke gebouwen. Een huurder of pachter is géén ingeland. In Zeeland was voorheen vooral het woord ‘geërfde’ in gebruik.

2024-04-29
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

INGELAND

Grondbezitter in waterschap, polder e.d.

2024-04-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Ingeland

Iemand, die geland is in een polder of waterschap, d.w.z. daarin land bezit. Hij heeft daardoor deel aan de publiekrechtelijke organisatie en kan zich daaraan ook niet onttrekken. Rechten: stemrecht (op verschillende wijzen geregeld: b.v. er is een minimum bezit vereist; verder 1 stem ha; of naar aflopende schaal van het bezit; of 1 stem per eigena...

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ingeland

m. en v. (-en), INGELANDE, v. (-n), eigenaar, eigenares van land in een bedijkt gebied (waterschap of polder); de gemene ingelanden, al de grondeigenaars binnen zulk een gebied.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ingeland

m. ingelanden (grondbezitter binnen een bedijkt gebied: een polder of waterschap); als vr. soms ingelande; zie hoofdingeland.

2024-04-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Ingeland

Term, in Ned. gebruikt voor diegenen, die gronden bezitten of in pacht hebben, gelegen in het gebied van een waterschap. Voor hun rechten en verplichtingen, zie ➝ Waterschap. In sommige groote Hollandsche waterschappen vormden de voornaamste i. of hunne vertegenwoordigers het het college der hoofdingelanden, dat toezicht hield op het bestuur. In ve...

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ingeland

('in) m. (-en) landbezitter in een bedijkte polder. Syn. → bewoner.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ingeland

m. (-en), eigenaar van land in een bedijkt gebied (waterschap of polder); de gemene ingelanden, al de grondeigenaars binnen zulk een gebied.