Ingeboren
bn., 1. (w. g.) inheems, in het land geboren: een ingeboren vorst; 2. aangeboren, ingeschapen : de liefde tot zijn land is ieder ingeboren; zijn ingeboren aard.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn., 1. (w. g.) inheems, in het land geboren: een ingeboren vorst; 2. aangeboren, ingeschapen : de liefde tot zijn land is ieder ingeboren; zijn ingeboren aard.
Jozef Verschueren (1930)
('in) bn. 1. in het land zelf geboren : een vorst. 2. aangeboren, natuurlijk : lieftalligheid.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn., 1. inheems, in het land geboren: een — vorst; een — poorter, iemand die het poorterschap bezat door geboorte in de stad; 2. aangeboren, ingeschapen: zijn aard; een afkeer hebben van.
J.H. van Dale (1898)
INGEBOREN, bn. in het land geboren : een ingeboren vorst; — aangeboren, ingeschapen: de liefde tot zijn land is ieder ingeboren. INGEBORENHEID, v. aangeboren eigenschap of hoedanigheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: